COLUMN
Veel geld uitgegeven om uiteindelijk niet te kunnen skiën. Het angstbeeld van menig wintersporter.
DE RELATIVITEITSTHEORIE VAN SNEEUW
tandvlees, je hebt gewoon voor de zekerheid vier verschillende types sneeuwkettingen bij en je moet de airco aanzetten omdat de zon ongenadig brandt. Dat hakt er in. En dan wat snotneuzen die zich vrolijk maken om je ellende.
D e mens is een schoon (zelf)relativerend beest. Neem nu sneeuw. We zijn er dol op en we kunnen er ook ongelofelijk op vloeken. Ie- dereen kijkt jaar na jaar uit naar sneeuw tijdens de kerstvakantie. Het liefst tijdens het weekend of de echte feestdagen. Want anders hebben we er te veel last van.
Veel geld uitgegeven om uiteindelijk niet te kunnen skiën. Het angstbeeld van menig wintersporter. En dan kom je ter bestemming.
Tegelijkertijd is er niemand die zich ergert als de eerste vlokken neerdwarrelen in januari. De ‘oooh’s’ en ‘aaah’s’ zijn niet van de
Beneden in het dal ligt er niks, de sfeer zakt onder nul, ondanks de stralen-
de lentezon. Tegen beter weten in wordt de berg beklommen en een wit landschap ontrolt zich. Het valt allemaal best mee. Nauwelijks vier uur later, bij de eerste kom soep, is alle leed vergeten. De sneeuw is weliswaar niet zo goed als vorig jaar, maar ’t is best doenbaar. Hier en daar wat ijzig, in de namiddag wat papperig, maar de zon schijnt, iedereen is vrolijk. Een week later zijn wij echte kenners geworden en is het onze beurt om de profetische woorden uit te spreken: ‘Nu was ’t nog te doen, maar ik zou niet graag in de schoenen van die na ons staan, de kwaliteit gaat echt naar beneden nu!’ Terwijl we met een bruine snoet dalwaarts rij- den, zien we gestreste toeristen de berg op tuffen. Leedvermaak is niet mooi, maar wel menselijk. We beklagen ze. Zij haten ons nu al. Alles is rela- tief, zal binnen een week blijken.
lucht. De wereld klinkt zachter, ziet er mooier uit en voelt – ondanks de kou – ook wat war- mer. Tot een opeenvol- ging van dooi en vrieskou zorgt voor ongemakkelijke bruine smurrie waar ieder- een op uitglijdt en het gevloek en getier zorgt voor een merke- lijke dip in de menselijke warmte. Ook op sneeuwvakantie is de ‘relativi- teit van het sneeuwgebeuren’ merkwaardig. Ik her- inner me dat ik ooit, de gezinswagen volgeladen met kinderen, au pair en veel te veel bagage, in de stralende zon een bergpas door reed. Het was le, in beide richtingen. Wij somber en bleek de berg opkruipend, die anderen somber en bruin- verbrand naar het dal. En tergend traag reed er een Duitse wagen voorbij, met joelende kinderen, die het bordje hooghielden naar iedereen die het wilde lezen ‘ Hura! Hura! Es gibt kein Schnee! ’. Je hebt duizend kilometer gereden, je zit op je
Guido Everaert
Levensgenieter
pur sang.
38
VAB MAGAZINE
Made with FlippingBook - Online catalogs